Advaya

Het badwater en het kind

Over het belang van traditie binnen de huidige satsang-revolutie

door Philip Renard

Eigenlijk is er in de westerse Advaita een vreemde situatie ontstaan; herhaaldelijk blijkt namelijk dat in kringen van satsang en verwant zelfonderzoek nog uitgelegd moet worden waarom de traditie, met de klassieke oosterse non-dualistische teksten, van belang is. In India sprak dit belang vroeger vanzelf, hoezeer satsang (het tijdloze contact, dat geen enkele tekst nodig heeft) ook toen al het medium was. We zijn, althans in wat in het Westen nog steeds ‘Advaita Vedanta’ wordt genoemd, door de loskoppeling van de oosterse traditie losgekoppeld geraakt van iets zeer waardevols. De loskoppeling op zich is enerzijds wel terecht, want we zijn pioniers, maar anderzijds geheel onterecht, want we zijn ook eigenwijs. Als iets altijd (of in ieder geval minstens tweeduizend jaar) al terecht is geweest, is het dan niet arrogant om de hele zaak maar af te doen als overbodig? Alle onderricht werd altijd gegeven aan de hand van de teksten, dat hoorde er in alle stadia bij.

Eerlijk gezegd is het wel zo dat ik zelf in de jaren dat ik satsang heb gegeven, in totaal maar één klein tekstje (namelijk Atma Bodha) uit de traditie heb behandeld. Alles draait om het Wonder dat Contact in feite is. Het is louter Niet-weten.

En toch is dit niet volledig. Er is buiten de satsang wel degelijk een terechtheid om het huidige onderricht van tijdloos, traditieloos Niet-weten te doen vergezellen van een kennismaking met de traditie (of tradities) waaruit satsang is voortgekomen.

Er is wat mij betreft een duidelijke hiërarchie, die ik ‘Heilige Volgorde’ noem. Boeken staan in deze volgorde nooit voorop, of bovenaan. Wat bovenaan staat is de onmiddellijke herkenning van je wezenlijke natuur, het Conceptloze, het Niet-weten. In de hiërarchie kun je dit het ‘eerste niveau’ noemen.

Maar naast dit Conceptloze, dat bijvoorbeeld in satsang het geval is, hebben we uiteraard te maken met de uitdrukkingen van dat Conceptloze, de vormen, de talen en de persoonlijke en relationele verwikkelingen — vanwege het feit dat dit uitdrukkingen betreft voelt een term als ‘tweede niveau’ hiervoor op zijn plaats. Op dit tweede niveau zie ik het als zeer terecht dat je je, als je eens alleen bent, ook lezend laat onderrichten. Lezen biedt namelijk het voordeel van de herhaling — ‘lezen’ komt wat mij betreft eigenlijk vaak neer op herlezen. En dit lezen betreft niet alleen teksten van hedendaagse leraren, maar zeker ook klassieke teksten. Er bestaan teksten die heel oud zijn, en die nu nog steeds een enorm helpende werking hebben, ook wat betreft het inzicht in het directe. Er zijn met andere woorden ‘tijdloze’ teksten, en het wordt tijd dat deze de aandacht krijgen die ze verdienen, en dat er mensen komen die in staat zijn ze werkelijk goed te vertalen, zodat ze door iedereen in helder Nederlands gelezen kunnen worden.

Het lezen van Advaita-klassieken wordt momenteel door het satsang-publiek in Europa en Amerika meestal genegeerd vanuit de veronderstelling dat dit overbodig is, dat dit meer iets is voor schriftgeleerden en wetenschappers. Maar voor mij blijft Ramana Maharshi wat dit betreft het voorbeeld. Hij was én helemaal boekloos, gewoon op zichzelf zittend of in direct Contact (Satsang), én verdiept in allerlei details van klassieke geschriften. Hij vertaalde zelf teksten, en dat ging zeer precies. Bij de leraren in de Zen- en Dzogchen-richtingen (de twee radicale boeddhistische scholen die een zelfde nadruk leggen op het onmiddellijke zien als de Advaita) gebeurt dat precies zo. Zij blijven het belang van de waarachtig grote teksten benadrukken.

Voor mij heeft het belang van de klassieken vooral te maken met het diepe gevoel dat ik deel uitmaak van een revolutie. Deze revolutie betreft het gegeven dat de realisatie van non-dualiteit, die als benadering oorspronkelijk oosters is, naar het Westen is gekomen, en nog steeds geïnterpreteerd moet worden in de context van de westerse (en uiteindelijk mondiale) samenleving. We staan echt aan het begin van deze interpretatie. De westerse leraren die nu onderricht geven in de lijn van een van de oosterse leraren, bevinden zich nog steeds in een beginnerspositie, ook al geven sommigen van hen al tien of twintig jaar onderricht. Het is een waandenkbeeld te veronderstellen dat de leer van de Advaita Vedanta en de beide genoemde boeddhistische richtingen geheel ongewijzigd doorgegeven zou kunnen worden in het Westen. Op zijn minst is er een kruisbestuiving aan de hand, die in een van de Aziatische centra nooit mogelijk is geweest. Het verbonden-zijn met allerlei invloeden (wat explosief vermenigvuldigd is door zoiets als internet) maakt het universele Non-dualisme tot een broedplaats van iets geheel nieuws. Niemand kan nog voorzien wat voor effecten dit zal hebben. Binnen de westerse Advaita zijn de formele banden met de uiterlijke vorm (en ook met de Indiase oorspronkelijke leraren) al veel meer losgelaten dan in de boeddhistische non-dualistische groepen, maar ik kan me voorstellen dat op een gegeven moment ook binnen het westerse Boeddhisme de Japanse en Tibetaanse kledij en attributen weg gaan vallen, en dat ook daar een situatie ontstaat die genoeg heeft aan een tijdloze en cultuurloze vorm, zoals satsang. Ik zie het als volkomen terecht dat alle oosterse exotische elementen losgelaten worden, zodat je de cultuurloze kern overhoudt. Alles dient vanuit leegte bekeken te worden, vanuit de tijdloosheid die je bent, en die in satsang doorgegeven wordt. Daar bestaat traditie niet.

Maar de traditie om deze reden helemaal te gaan verwaarlozen is zoiets als het kind met het badwater weggooien. Hier ligt het nut van teksten die, ondanks hun ouderdom, volledig tijdloos zijn. Dat is het indrukwekkende van de echt goede klassieken. Ze blijven altijd van kracht; ze zijn de ijkmaat voor alle huidige onderricht — alleen moeten ze wel goed vertaald worden (ook ‘vertaald’ in de diepere zin van het woord, waardoor oosterse curiosa minder aandacht krijgen, anders zit je voor je het weet toch weer in een vorm van exotisme). De tijdloze klassieken zorgen ervoor dat we kunnen blijven putten uit een schat aan betrouwbaar onderricht. Door het gebrek aan erkenning van de bronnen van het Non-dualisme zie ik hier en daar nu gebeuren dat het satsang-milieu afglijdt naar iets dat lijkt op een soort ‘New New Age’. Een trend waarin men steeds meer genoegen neemt met cliché’s. Waar hoor je tegenwoordig al niet een uitspraak als ‘bewustzijn is alles wat er is’, zonder in te gaan op de implicaties van dit diepe gegeven temidden van de westerse wereld? Juist om cliché-vorming te ondermijnen is een waarachtige belangstelling voor de Grote Traditie op zijn plaats, het geheel van de tradities die expliciet spreken in termen van radicaal Non-dualisme.

Klassieke non-dualistische teksten blijven hun waarde juist nu behouden omdat de genoemde revolutie een gat slaat, een tijdelijk niemandsland. Mijn visie is namelijk dat de Advaita Vedanta als aparte school in het Westen eigenlijk al aan het verdwijnen is, en ik houd het voor mogelijk dat op een gegeven moment hier en daar ook een paar radicale Tibetaanse en Japanse vormen van Boeddhisme als aparte school in het Westen zullen ophouden te bestaan. Dit alles doordat binnen deze scholen erkend gaat worden dat het bij alle echt non-dualistisch onderricht alleen maar om dezelfde directe weg gaat, dat wil zeggen om een zelfde radicaal, onmiddellijk zien van je wezenlijke natuur. Deze nadruk is volledig universeel. Elke uiting van superioriteit is hierbij aan zijn eind gekomen. Veel mensen in het Westen gaan langzamerhand inzien dat de specifieke verwoording via welke zij tot het Non-dualisme zijn gekomen (bijvoorbeeld een boeddhistische), niet beter is dan een andere (bijvoorbeeld een vedantische), en zij gaan openstaan voor een verwoording ervan die een wezenlijke aanvulling is op hun eigen verwoording, en eventueel een correctie daarop.

Dit noem ik ‘Universeel Non-dualisme’. Wij zijn het eerste -isme dat zichzelf voortdurend opheft — per definitie. Altijd blijven wij in leegte. Maar dat betekent wel dat we continu de niet-veranderende schoonheid en wijsheid mogen blijven waarderen van hen die ditzelfde zeiden, op verschillende manieren, en die ons dit hebben aangereikt. O dank, Gautama Boeddha! Dank! Gaudapada! Dank, Shankara! O, dank, Huang-po! Ah! Dank, Jnaneshwar! O! Dank, dank, Longchenpa! Ja, dank, Bankei!, enzovoort, enzovoort. Ik buig diep.

De verbindingsdraad met het verleden mag niet helemaal stukgemaakt worden. Na een inzicht op het conceptloze ‘eerste’ niveau is het van belang dat mensen kennis krijgen van de wortels van de leer van het conceptloze, dus van de klassieke teksten van Ch’an, Dzogchen en Advaita, om niet uit het oog te verliezen dat de ‘draad van tijdloze verwoording’ door moet gaan.

De revolutie waar ik het eerder over had heeft te maken met het feit dat zowel Oost als West een wezenlijke bijdrage aan dit gegeven heeft te leveren. Net zoals het Oosten ons ‘verlichting’ heeft geschonken, heeft het Westen al enkele eeuwen een ‘verlichting’ te bieden, weliswaar slechts betrekking hebbend op dat wat je ‘tweede niveau’ kunt noemen, dus gekenmerkt door beperking (want gebaseerd op de rede en het gevoel), maar toch van groot belang voor het leven op aarde. Zo schreef Immanuel Kant in 1784: “Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft” — wat wellicht het beste samen te vatten is met een aanduiding als ‘ware volwassenheid’.

We zouden er goed aan doen ons te bezinnen op wat de nuttige ingrediënten van de non-dualistische revolutie zijn. Voorlopig voelt het het nuttigst om eerst te putten uit een aantal oosterse wegen die expliciet non-dualistisch en direct zijn. Natuurlijk zullen we er op een gegeven moment aan toe zijn om ook de niet-expliciete vormen erin te betrekken, de vormen die het directe karakter meer verborgen hebben gehouden, zoals in de mystiek van Jodendom, Christendom en Islam. Het Non-dualisme, de directe weg, is nu eenmaal ontstaan als een oosterse manier van spreken, en we doen er goed aan eerst eens terdege te snappen wat in deze manier van spreken nu eigenlijk wezenlijk is en wat bijzaak (wat dus weggeworpen kan worden). De directe weg is altijd een levende weg geweest, en gelukkig tot op heden in levend contact aan ons doorgegeven. De oosterse klassieke teksten waar ik het hier over heb staan dan ook nooit op zichzelf, zij zijn slechts instrumenten bij dat levende contact, en blijven wat mij betreft daar altijd ondergeschikt aan. Juist de combinatie met de levende traditie, het directe contact met een leraar die in een rechtstreekse lijn valt terug te voeren tot leraren van de Upanishads en boeddhistische soetra’s en tantra’s, maakt de bestudering van non-dualistische klassieken tot een dienend iets.

Moge de levende traditie zijn stralende en zegenende werking blijven hebben op de revolutie die nu gaande is.