Advaya

Tsoknyi Rinpoche over het drietal kwaliteiten van Dzogchen

Een paar tekstjes (en fragmenten) van Tsoknyi Rinpoche, gevolgd door twee korte stukjes uit de Dzogchen-traditie, vertaald door Philip Renard

1

Een bekend drietal begrippen in Dzogchen is: basis (of ‘grond’), pad en vrucht. Eenvoudig uitgedrukt betekent ‘basis’ of ‘grond’ de natuurlijke staat van de geest. Je kunt het de natuur der dingen noemen. Het is je fundamentele natuur, die begiftigd is met bepaalde kwaliteiten. Het begrijpen van de ‘grond’ betekent het begrijpen van wat al vanaf de basis in ons aanwezig is.

Onze grond (onze fundamentele staat, die zoiets is als onze bron, de oorsprong die de basis is van waaruit alles oprijst) heeft drie kwaliteiten: het is leeg, het is kennend, en het vormt een ondeelbare eenheid.

Iets gedetailleerder gezegd is dit: lege essentie, kennende natuur, en onbegrensde capaciteit.

De eerste betekent dat het leeg is op zichzelf (de lege kwaliteit is als de moeder van alles, omdat het alles toestaat zichzelf te ontvouwen. Maar deze lege kwaliteit is niet een concrete, materiële entiteit. Het is noch permanent, noch niets).

De tweede is dat het vanuit zijn eigen natuur een kwaliteit heeft van bewustheid, dat wil zeggen het vermogen om te kennen.

De derde is hoe het functioneert, namelijk niet begrensd, niet beperkt.

De kennende natuur is de natuurlijke manier waarop we kennen – kennen terwijl we in essentie leeg zijn. Deze twee kwaliteiten, leeg te zijn en kennend te zijn, vormen een ondeelbaarheid. Deze ondeelbaarheid is zoiets als de ruimte die zich hier deze middag rondom ons afspeelt; die wordt doorstraald door het licht van de zon, en dit zonlicht kan niet gescheiden worden van de ruimte zelf. De luciditeit en de ruimte kunnen niet in twee verschillende entiteiten gescheiden worden. Licht en ruimte zijn ondeelbaar, een eenheid, een geheel.

De kennende natuur van de geest duidt op de kennende kwaliteit van de lege essentie. Met andere woorden, net zo ver als de lege essentie doordringt, net zo ver spreidt de kennende natuur zich uit; hier is geen centrum, geen rand, geen grens of einde in welke richting ook. Waar de lege essentie ook maar doordringt, de kennende natuur is daar ook, er niet van te scheiden. Het hele feit dat je het leeg-zijn en het kennend-zijn niet in twee verschillende entiteiten kunt scheiden, betekent dat ze een eenheid vormen die niet opgesplitst kan worden. Ze zijn onscheidbaar. Deze onscheidbaarheid is de derde van de drie kwaliteiten, de onbegrensde capaciteit.

We moeten deze drie kwaliteiten herkennen, en ze erkennen. Op het moment dat je ze herkent, is de conceptuele geest al bijna verdwenen. De conceptuele geest kan niet echt begrijpen dat de lege essentie voorbijgaat aan oprijzen, verblijven en verdwijnen, en dat ook de kennende natuur deze drie overstijgt. Het moet het opgeven. Het ego kan de ‘grondloosheid’ van de grond niet aan. Het kan er gewoonweg niet mee omgaan. Omdat het erdoor wordt overweldigd, moet het het opgeven. In dit soort krachtmeting kan het ego niet langer iets bevechten. De lege essentie wint altijd.

De superioriteit van het Dzogchen-onderricht ten opzichte van andere standpunten bestaat niet alleen uit het het herkennen van lege essentie of kennende natuur. Dat is niet genoeg voor het Dzogchen-‘zicht’. We moeten daadwerkelijk de ondeelbare identiteit herkennen van essentie, natuur en capaciteit – op een manier die helemaal vrij is van wat voor kleven dan ook aan het concept van leeg-zijn en aan het concept van kennend-zijn. Dat is wat bedoeld wordt met het herkennen van Rigpa. Er wordt wel gezegd dat als deze herkenning helemaal vrij is van een conceptuele instelling (als hij helemaal zuiver en authentiek is), dat je dan oog in oog staat met duizend boeddha’s. Het is in feite superieur aan het ontmoeten van duizend boeddha’s, want de staat van Rigpa is zelf de echte boeddha.

[p. 85-89]

2

De identiteit van de essentie van de geest is leeg-zijn. De natuur van de geest is kennend-zijn. En zijn functie is onbegrensd-zijn. Dit zijn de drie primaire kwaliteiten: leeg in essentie, kennend als natuur, en onbegrensd in capaciteit. Dit is een beetje zoiets als het beschrijven van onze landkaart.

‘Lege essentie’ duidt aan hoe onze natuurlijke staat is, op dit moment. Deze kwaliteit is niet iets dat gemaakt is, kunstmatig. Zonder deze lege essentie zou het voor geen enkel fenomeen mogelijk zijn om te verschijnen. ‘Kennende natuur’ is je huidige geest, je gevoel van heldere aanwezigheid, nu, terwijl je weet dat de essentie ervan leeg is; anders zou het kennende of wetende neerkomen op dualistisch bewustzijn. Dat is het fundamentele verschil tussen dualistisch bewustzijn en oorspronkelijk Besef. De dualistische manier van waarnemen is een niet-bewustheid wat betreft het feit dat deze wakkere of heldere kwaliteit in essentie leeg is. Oorspronkelijk Besef herkent dat het in essentie leeg is.

Dit dekt de lege essentie en de kennende natuur. Tot op heden is de ‘onbegrensde capaciteit’ nog niet zo duidelijk in ons. Hoe komt dat? In onze huidige staat kun je beter spreken van ‘begrensd onvermogen’, aangezien het niet bijzonder capabel is, en ook begrensd en beperkt. Dat is hoe de dualistische geest op dit moment is: beperkt tot óf leeg zijn, óf denkend. Pas zodra deze twee een eenheid vormen, zodra het zowel leeg is als kennend, is de derde kwaliteit het geval, ‘onbegrensde capaciteit’. Het is nodig dat we dit herkennen. Anders gaat iemand beweren: ‘Deze lege kwaliteit is hoe het is; er is helemaal niet iets, er is niets.’ Dit is de nihilistische visie. Of iemand benadrukt het andere aspect, en beweert dat er een permanent ‘iets’ is – wat het standpunt is van de eeuwigheids-ideologen. Het lijkt voor mensen wel onmogelijk om zelfs maar te overwegen dat er een andere mogelijkheid is dan deze twee uitersten.

Dualistische geest is wat nu het geval is. We hebben het over onze huidige geest, ons huidige denken en voelen, gewoon hier, op dit moment. Je vermogen om te beleven, op dit moment, is ‘oorspronkelijk Besef’ als het zijn eigen lege essentie kent. Anders is het dualistische geest. Vandaar dat zodra ons huidige Besef zijn eigen lege essentie herkent, dit voldoende is voor ons om de onbegrensde capaciteit te realiseren – met andere woorden, de eenheid van beleving en leegte. Op een bepaalde manier is het eigenlijk heel eenvoudig. Kennende natuur is niet iets dat we tot stand moeten brengen of moeten creëren; het is dit kennen dat zich al op dit moment afspeelt. Er wordt niet van ons gevraagd om deze aanwezige, heldere kwaliteit te doen oplossen in een lege staat – helemaal niet. Het is eerder zo dat de lege kwaliteit toegestaan wordt om erkend te worden terwijl deze helder is. We hoeven niet te stoppen met helder zijn.

Mensen maken vaak de vergissing door te denken dat de training bestaat uit een poging om deze kennende kwaliteit op te laten lossen in leegte. Ze proberen een ‘niets’ te maken, in plaats van dit bewustzijn, deze kennende geest, gewoon aan zichzelf over te laten. Alles wat je in feite nodig hebt is dat je deze kennende en wakkere atmosfeer doordrenkt laat worden door leegte, zoals je vocht langzaam in een doekje laat trekken. Het is niet zo dat je je doekje opzettelijk in water moet dopen, om er vervolgens spaced-out bij te gaan zitten zonder nog iets op te merken. Het is eerder een kwestie van de kennende kwaliteit op een heel ontspannen manier los te laten. Dan zal vanuit zichzelf de ‘vochtigheid’ binnendringen. Onze huidige kennende kwaliteit – laat deze er gewoon zijn, en laat dan langzaam de lege kwaliteit duidelijk worden. De meesters beschrijven dit vanuit hun eigen ervaring als gewoon jezelf openen, op een heel zachte manier.

De hele vraag is nu: hoe kunnen we het doekje nat laten worden? Hoe herkennen we? Hoe kunnen we de essentie van de geest geboren doen worden terwijl we in dualistische geest verkeren? Hoe komen we van dualistische geest in de essentie van de geest? Ik zal hier zo op in gaan.

Laten we een andere vergelijking gebruiken om het verschil aan te geven tussen dualistische geest en essentie van de geest: ijs en water. Hun identiteit is hetzelfde, maar ze functioneren op een andere manier. Dualistische geest is als bevroren, terwijl de essentie van de geest vloeibaar is, als ontdooid water. De meesten van ons hebben vooral dualistische, bevroren staten van geest.

‘Dualistische geest’ betekent dat de geest vasthoudt aan subject en object, en zichzelf in dit proces vastbindt. De geest denkt een gedachte, en vervolgens een volgende, en daarna een volgende, vergelijkbaar met kralen die aan een kralensnoer geregen worden. De ene gedachte na de andere, en nog een, en nog een, almaar door. Elk moment van dualistische geest is een gedachte die aan iets denkt. Dit gebeurt de hele tijd. We gaan helemaal op in deze manier van ervaren. Dit proces, dat neerkomt op ronddraaien in een cirkel, is wat samsara wordt genoemd. Zolang je in deze cirkel verzonken blijft, kan er geen bevrijding zijn. Toch wordt er in het onderricht op gewezen dat, hoewel deze schijnbare cirkel eindeloos lijkt door te draaien, er altijd gaten zitten tussen de momenten van gedachten. De geest die in deze cirkel ronddraait merkt de gaten niet op.

‘Lege essentie’ is een traditionele boeddhistische uitdrukking. Als ervaring is het een gevoel van wijd open te zijn in alle richtingen, zonder ergens een barrière te ondervinden. Om leegte aan te duiden in verband met het ervaren ervan, kun je het woord ‘openheid’ goed gebruiken. Je moet natuurlijk wel begrijpen dat openheid hier niet een mentaal gecreëerde openheid betreft. Dan zou die gauw vergeten worden en wegraken zodra er iets anders gebeurt. Werkelijke leegte komt niet tot stand – dit in de eerste plaats. Ten tweede verblijft hij niet ergens; en ten derde eindigt hij niet, helemaal niet. Het is net als de ruimte in een kamer: die verrijst niet, verblijft niet ergens en eindigt ook niet. Dankzij leegte kunnen mensen rondbewegen, in vliegtuigen vliegen en allerlei werkzaamheden verrichten; ze kunnen de boel vervuilen en ze kunnen het vuil ook opruimen. Dit alles is alleen maar mogelijk dankzij deze open leegte.

Het is niet zo dat emoties op zichzelf altijd pijnlijk zijn. Er is iets anders dat samen met een emotie optreedt en dat deze begrenst, beklemt of gevangen houdt. Lege essentie is daarentegen al wijd open; er is geen begrenzing, geen barrière, in geen enkel opzicht. Het is een totaal open-zijn. Deze leegte is niet iets dat door onze ideeën gemaakt is, en het helpt ook niet om te proberen er iets over uit te vinden. We moeten als eigen ervaring te weten komen hoe je jezelf  in die openheid gewoon kunt loslaten. Er valt nog veel meer te zeggen over de lege essentie; bijvoorbeeld in de Prajña-paramita teksten (‘Het Inzicht dat voorbij kennis gaat’, ook wel ‘Grote Moeder van alle boeddha’s’ genoemd) wordt de lege essentie gedetailleerd toegelicht.

Laten we de zon als voorbeeld nemen. Lege essentie is als de zon zelf, die als zijn eigen identiteit verblijft. Wat is de natuur van de zon? Hij is heet, hij schijnt, hij geeft licht. Wat is de capaciteit van de zon? Door warmte te geven, helpt hij bij de groei van alle gewassen, zorgt hij ervoor dat water verdampt, enzovoort. Dat is zijn functie. Op een vergelijkbare manier kun je zeggen dat de identiteit van de essentie van de geest leegte is. Dat is gewoon wat hij is. De natuur van de geest is luciditeit, in de zin van dat hij kan kennen. En wat is zijn capaciteit? Die is onbegrensd, in de zin van dat hij niet begrensd is tot alleen maar leeg te zijn, of alleen maar bewust te zijn. Het is eerder zo dat deze twee kwaliteiten onscheidbaar zijn, en door deze eenheid kan elke kennis zich ontplooien. Soms horen we dat de onbegrensde capaciteit duidt op de onscheidbaarheid van alle drie kwaliteiten.

‘Herkennen van Rigpa’ is het geval als je deze drie kwaliteiten gelijktijdig erkent. Conceptuele geest houdt verband met tijd. Vrij zijn van concepten betekent ook vrij zijn van tijd. Met andere woorden, Rigpa betekent dat je geen herinnering koestert aan een eerdere staat, en ook niet bezig bent met een moment in de toekomst. Rigpa is ook niet bezig met analyseren, of met het vormen van een concept of met een of ander oordeel over het huidige moment. Je zou kunnen zeggen dat het helemaal vrij-zijn van het concept van de drie tijden de heldere, lucide staat is die Rigpa is.

Om te kunnen beoordelen of je beleving authentieke Rigpa is, moet je checken of deze drie kwaliteiten (essentie, natuur en capaciteit) volledig aanwezig zijn. Dat is namelijk niet altijd het geval. Het vertoeven in een ledige staat kan betekenen dat dit ‘begrensd door leegte’ is, een soort verblijven in het niets. Dit kan uitlopen op de nihilistische visie die neerkomt op: “Deze staat is helemaal vrij van oorzaak en gevolg. Hier gaat niets gebeuren; het kan niet gebeuren, want het is geblokkeerd.” Dan zal geen enkele kwaliteit zich kunnen ontvouwen, geen devotie, geen compassie, geen liefde, geen enkele geestelijke kwaliteit. De lege essentie moet onbegrensd zijn, zodat de open, onbegrensde kwaliteit toestaat dat alle verlichte kwaliteiten zich kunnen manifesteren.

Waar komen de verlichte kwaliteiten vandaan? Van de kennende natuur. Waar komen de samsarische, onverlichte kwaliteiten vandaan? Ook van de kennende natuur. Wat bepaalt dan het verschil tussen samsara en nirvana? De verlichte kwaliteiten ontvouwen zich als er een helder besef is van geen-identiteit, van egoloosheid. Op die manier kunnen de inherente kwaliteiten vrijeljk tot manifestatie komen. Het samsarische drama ontvouwt zich als er een imaginair ego in de geest wordt waargenomen, dit in tegenstelling tot de situatie waarin je beseft dat er geen persoonlijke identiteit bestaat. De samsarische geest komt voort uit niet-besef en verwarring, en de dualiteit die dan voor waar wordt aangezien wordt tot een soort ondergrond waarop alle samsarische gemoedstoestanden kunnen verschijnen. Dus kennende natuur, het tweede van de drie aspecten van Rigpa, is heel belangrijk; hij is wezenlijk. Alles hangt ervan af van of de kennende natuur bevroren raakt in dualistische gemoedstoestanden of ontdooit in de realisatie van de essentie.

Hoe kun je weten of je kennende natuur bevroren is? Wijdheid (een zuiverheid, een afwezigheid van waarnemer en waargenomene): is die er of niet? Is er iets dat vastgehouden wordt door iemand die iets vasthoudt? Of is er kennen waarbij de kenner ongeblokkeerd is? In de ontdooide toestand is er waarnemen en kennen, maar dat wordt op geen enkele manier vastgehouden. De uitspraak luidt: “niet beperkt tot leeg zijn, en niet vastklevend bij het waarnemen”. Het is leeg, maar niet beperkt tot alleen maar dat. Bij het waarnemen wordt er niets vastgehouden.

Je kunt zeggen dat het tegenovergestelde vaak het geval is in hoe we waarnemen, bijvoorbeeld nu. Op de een of andere manier lijkt het waarnemen, de belevende kwaliteit, beperkt te worden tot ‘niet leeg’ te zijn. Is het niet zo dat we alles ervaren als solide, echt en concreet? De lege, ruimtelijke kwaliteit binnenin beleving wordt genegeerd of buitengesloten. Herken dat het tijdens beleven of waarnemen in feite heel ruimtelijk is, op hetzelfde moment, en hierdoor smelt de neiging tot bevroren raken, en het lost op. Deze ontdooidheid is de derde van de kwaliteiten van Rigpa: de onbegrensde capaciteit. Leeg zijn tijdens waarnemen, waarnemen tijdens leeg-zijn – dit is de eenheid van verschijning en leegte.

Het moment dat deze drie gelijktijdig herkend worden noemen we ‘het zien van de essentie van de geest’. Wat is de essentie van de geest? In de terminologie van de Grote Volmaaktheid (Dzogchen) wordt dat Rigpa genoemd. Wat is Rigpa? Wat is essentie van de geest? Het is leeg in essentie, kennend van natuur, en onbegrensd in capaciteit. Het kernpunt is dat deze drie gelijktijdig gekend moeten worden.

Soms voelen we ons totaal leeg op een manier die eigenlijk geblokkeerd is, omdat het beperkt wordt tot alleen maar leeg-zijn. Dit is een soort ervaring die wel eens in meditatie gebeurt. Het is als een niets, bevroren binnen een lege staat, zonder een flexibele, open kwaliteit, zonder pit, en helemaal niet ontspannen. Zelfs als je zou willen denken, blijkt dat niet te lukken. Ook afgeleid worden gaat niet. Op dit punt is leegte in feite een grote afleider geworden voor je. Zelfs als je hallo zou willen zeggen, blijkt dat niet te gaan, want het is daar bevroren. Er is geen enkele gedachte, geen boosheid, geen gehechtheid, jaloezie of trots – niets. Er is alleen maar een lege ruimte. Leeg-zijn heeft je helemaal in bezit genomen. De kennende natuur is hier bevroren in een wezenloze leegheid. Sommige mensen denken misschien dat dit Rigpa is. Nou, dat is niet het geval! Rigpa is een gevoel van totale wakkerheid, aanwezig, lucide, helder, levend. Deze levende staat van wakkerheid is niet gemaakt; het is geen creatie van ons. Het is eenvoudigweg de ware natuur van onze geest.

Kennende natuur is het punt waar alles om draait. Of je verandert in dualistische geest of in Rigpa hangt af van hoe de kennende natuur is. Kleeft het aan een bepaald object? Dan wordt het dualistische geest. Kent kennende natuur zichzelf zonder vast te kleven aan zijn eigen essentie? Dan is er binnen die staat een kennen zowel van zichzelf alsook van al het andere. Dit noemen wij ‘subliem kennen’, dat is wat een boeddha heeft.

Waar is Rigpa? Waar leeft het? Rigpa leeft binnen iedere gedachte die we hebben. Er bestaat geen gedachte die niet op hetzelfde moment helemaal doortrokken is van Rigpa. Hoe komt dat? Doordat in elke gedachte altijd ook kennende natuur zit.

[p. 118-124]

Rigpa is het vanuit-zichzelf-kennende natuurlijke kenvermogen. Het is als een vlam die zichzelf kan kennen.

[p. 178]

[Als een soort samenvatting van de drie aspecten:]

“De (1) niet-oprijzende essentie waarvan de (2) [licht-schenkende] straling onbelemmerd is – zodat de (3) uitdrukking ervan zich kan manifesteren als ontelbare ervaringen.”

[p. 128]

3

Intelligentie is op zich niet voldoende. Het moet samengaan met andere factoren om nuttig te kunnen zijn. Bijvoorbeeld met compassie oftewel mededogen, dat dezelfde basis heeft als waarover ik het net had met betrekking tot devotie. Wat bij compassie hoort is verantwoordelijkheid op je nemen, je verantwoordelijk voelen.

Om stabiel te worden in Rigpa moeten we toestaan dat oprechte bodhi-chitta [‘ontwaakte geest’; ook: de aspiratie om verlichting voor alle wezens mogelijk te maken] zich in ons systeem ontplooit. Om dit oprecht en authentiek te laten gebeuren heeft het assistentie nodig van de ervaring van leegte, want leegte onthult onze natuurlijke staat. Waarachtige compassie gebeurt in de herkenning van onze natuurlijke staat. We moeten compassie zijn. Om compassie te zijn moeten we onze natuurlijke staat herkennen. Er bestaat ook wel een soort compassie zonder het kennen van de natuurlijke staat, maar dat is niet compassie in de uiteindelijke zin.

We hebben altijd wel enige compassie, ook al is dit niet de volmaakte soort. Het ligt in de aard van levende wezens om mededogend (‘compassievol’) te zijn; niemand is volledig en alleen maar hardvochtig. Dat is gewoon niet mogelijk. Zelfs iemand die een aantal mensen heeft vermoord kan een vrouw en kinderen hebben, of iemand anders die hij bemint. Het is onmogelijk voor iemand om helemaal zonder compassie en liefde te zijn. De Uttara-tantra Shastra vertelt ons dat een van de bewijzen dat iedereen de boeddha-natuur heeft, is dat iedereen een natuurlijke capaciteit heeft om mededogend te zijn. Iedereen onthult zo nu en dan dit natuurlijke inlevingsvermogen, wat bewijst dat ieder levend wezen een verlichte essentie heeft.

Iedereen kan van tijd tot tijd mededogend zijn, maar er zijn enorme verschillen in hoe dit inlevingsvermogen zichzelf toont. Soms is het een gedeeltelijke of eenzijdige compassie, soms is er maar vijf procent, of twee, of één procent, of maar een heel klein vonkje. Toch kan het niet anders dan zichzelf af en toe vertonen. Maar dit is niet het type compassie waarover ik het hier heb. Hier heb ik het over honderd procent compassie, de totaliteit van compassie. Dat is voor ons nog niet volledig manifest. Wat wij op dit moment hebben is de basis hiervoor, de wortel van waaruit de honderd procent totale compassie kan groeien.

We moeten compassie zijn, we moeten zodanig zijn dat onze identiteit compassie zelf is. Wanneer compassie ons wezen doortrekt, als sap die overal in ons vloeit, dan wordt alles wat we aanraken, alles waarin we ons uitdrukken, een manier van mededogend zijn. Als je in houtskool zou veranderen, zou alles waar je tegenaan komt een zwarte afdruk hebben. Op dezelfde manier zal wanneer je compassie bent, iedere manier waarop je jezelf uitdrukt een manier worden waarop mededogen getoond wordt. Je wezen is zelf helemaal mededogen geworden.

Anders dan een geconditioneerde compassie die gericht is op particuliere omstandigheden of mensen, is werkelijke compassie gericht op de misleide machinerie van samsara. Het is een gevoel van compassie voor misleiding en begoocheling. Het toestaan dat deze compassie oprijst en dat deze oprecht tot uitdrukking gebracht wordt, maakt dat we ons meteen helemaal op ons gemak voelen. We voelen ons ontspannen, moedig en onzelfzuchtig. Dit is niet alleen voor mij – het is eerder een gevoel van bekommernis om anderen, een gevoel van verantwoordelijk te zijn. Niemand heeft erom gevraagd, en toch voel je je verantwoordelijk voor het welzijn van anderen. Dit is iets heel kostbaars.

Te geloven dat je iemand bent die Dzogchen in praktijk brengt terwijl je geen aandacht besteedt aan devotie en compassie, vanuit het idee dat deze kwaliteiten niet belangrijk zijn, betekent dat je op het verkeerde pad zit. Dat is ‘droge Dzogchen’, zonder vocht, zonder smeersel of sjeu. Dan ben je op een heel hoge plek waar alles erg droog is. Of, wat nog erger is, je geeft helemaal nergens om. Eigenlijk komen alle verkeerde karaktertrekken hieruit voort. Er is geen enkele bekommernis om anderen, omdat alles leegte is. “Ik moet vrede hebben... Aaaah, nu is er vrede. Ik moet me ontspannen... Jaaah, erg goed.” Of: “Ik heb een emotioneel probleem. Dat moet ik oplossen.” Of: “Ik wil een goed leven hebben, in samsara. Ik beoefen Dzogchen omdat er een bepaald gat is dat ik als ontsnappingsmiddel kan gebruiken.” Dit is geen Dzogchen, dat garandeer ik je.

[p. 228-230]

4

Laten we zeggen dat je niet alleen de lege essentie van je geest herkend hebt, maar dat je ook een zeker vertrouwen hebt gekregen in het bevrijd zijn van het vastzitten aan egoïstische emoties. Je voelt je er oprecht zeker van dat wat de emotie ook is, je in staat bent vrij te zijn. Dit is iets dat je vroeger niet kende, vandaar dat je zo blij bent met deze ontdekking: ‘O, dit is de manier om het probleem van de negatieve emoties op te lossen!’ Voor het eerst word je een vriend van jezelf en van je emoties. Je verwerpt ze niet, en zij beroven je niet. ‘Geen probleem. Goed. Alles mag in mij opkomen; ik weet hoe ik het moet bevrijden.’ En dankzij die bevrijding krijg je een groot vertrouwen in jezelf. Dit zelfvertrouwen geeft je een diepe vrede en een gevoel van vreugde.

Op deze plek overdenk je op een milde manier hoe je vroeger was, en dan realiseer je je: ‘O, ik heb behoorlijk wat vergissingen gemaakt, maar ik ga mezelf er niet om haten.’ Je overdenkt dus eerst je vergissingen, en op hetzelfde moment ben je gelukkig omdat je de sleutel nu kent, de clou. Je hebt een zeurende zorgenmakerij losgelaten, en je bent het steeds meer in praktijk aan het brengen. Je merkt dat je op de een of andere manier nog steeds wel plezier beleeft aan de emoties, maar niet meer op de oude manier waarop je overtuigd was van je eigen goedheid. Je hebt een grote mate van openheid, zodat alles mag langskomen, absoluut alles. Als een emotie bruikbaar is, loop je ermee op, en je praat ermee, je gebruikt die emotie. Als een emotie niet zo bruikbaar is, weet je hoe je hem moet laten gaan. Je neemt de verantwoordelijkheid voor de emotie op je, in plaats van de slaaf ervan te zijn. Tegen iedere emotie die opkomt zeg je: ‘Welkom!’ Het wordt erg makkelijk voor je om ermee te om te gaan, en hierdoor ben je onbekommerd, op je gemak, en vol vreugde. Bovendien heb je een groot vertrouwen dat gegrondvest is in bevrijding. Dankzij deze training in vrij zijn, ga je meer en meer van jezelf houden. Je kunt nu waarachtig jezelf waarderen. Dit vertrouwen komt door je herkenning van de essentie van de geest.

[p. 209]

Citaten uit: Tsoknyi Rinpoche, Fearless Simplicity. The Dzogchen Way of Living Freely in a Complex World. Boudhanath: Rangjung Yeshe, 2003.

De vertaling van deze tekstjes van Tsoknyi Rinpoche is een vrije vertaling; bovendien heb ik soms een paar regels overgeslagen.

 

 

De Sleutel

De sleutel, het allerdiepste kernpunt, is: rust uit in het

Bewustzijn (Rigpa), in zijn naakte en door

niets te belemmeren eigenheid.

Terwijl je vertoeft in de heldere oceaan van Bewustzijn,

constateer je de wakkere, oorspronkelijke, ‘verse’

kwaliteit ervan in al zijn naaktheid, en je verzekert

jezelf ervan dat je er niet van wegdwaalt.

En zo dient Bewustzijn zich aan als de ware natuur van

de fenomenen, zonder enige onderbreking, of

verdeling in binnen en buiten.

Dit is precies het punt waar je het geheim aanraakt.

De staten van denken en niet-denken zijn van gelijkwaardige aard in het moment van Bewustzijn.

 

 

De Drie Uitspraken die de Essentie Raken

1.  Herken eerst onmiddellijk je ware natuur;

2.  Ontdek wat deze ‘staat’ is, zodat je hierover werkelijk

twijfelloos wordt;

3.  Laat je vertoeven hierin gewoon voortduren, vol

vertrouwen dat bevrijding erin vervat zit.

 

De Sleutel : Longchenpa, Lungki Terdzöd; in A Treasure Trove of Scriptural Transmission. Vertaald door Richard Barron. Junction City, CA: Padma, 2001; p. 229 [en laatste regel uit: Tsele Natsok Rangdröl, The Heart of the Matter. Boudhanath: Rangjung Yeshe, 1996; p. 59].

De Drie Uitspraken: van Garab Dorje; vrije vertaling uit verschillende bronnen.