Advaya

Een vonkje is genoeg

Twee interviews met Philip Renard, door Paul Blok

De advaita-shuffle

Hoe herken je een goeroe?
Die kun je niet herkennen. Daar zijn geen criteria voor. Hooguit kun je zeggen of je geraakt wordt. Dat geraakt worden in het hart is echt iets fundamenteels. Maar niet als criterium. Het gaat om een directheid, een respons, die niet te meten is. Meten is vergelijken en conceptueel, en dit is voorbij concepten.

Vind je integriteit ook niet een criterium? Zou dat iets kunnen zijn dat een respons geeft?
In mijn opvatting gaat het wel om integriteit. Maar hoe meet je integriteit? Wat mij betreft is dit een heel diep thema, dat nog te weinig is onderzocht. Je kan zo geraakt worden door een goeroe, en dan kan toch blijken dat hij niet helemaal integer is.

Als je spreekt over integriteit, bedoel je dan het gedrag van een goeroe?
Het gedrag, maar ook de meningen die een goeroe verkondigt waarmee hij mensen de verkeerde richting in kan sturen. Andrew Cohen1 heeft het thema van gedrag uitvoerig aangekaart. Hij stelt dat het gedrag van een leraar er wel degelijk toe doet. Hij spreekt in dat verband van de ‘advaita-shuffle’, waarmee hij bedoelt dat het ene niveau wordt verwisseld met het andere. Hij bedoelt daar het volgende mee: stel, ik trap op jouw tenen en jij spreekt mij daar op aan, dan is mijn antwoord vanuit de advaita-shuffle: ‘Hoezo? Ik ben toch bewustzijn? Wat zeur je!’ ‘O ja’, antwoord je dan maar vanuit je eigen zogenaamde lage niveau, en je denkt erbij: dan ligt het aan mij, ik identificeer me inderdaad nog teveel met de persoon. Door een bepaald machtsverschil aan te brengen, via de suggestie dat ik geen persoon meer ben, wijs ik de ander op zijn kleinheid. Andrew Cohen gaat echter te ver als hij vervolgens beweert dat de mens is wat hij doet.

Heeft verlichting ethische consequenties?
Voor mij wel. De valkuil van de moderne Advaita is dat gedacht wordt: als je niet bent wat je doet, gelden al die ethische principes niet meer. Wat dat betreft hebben de boeddhisten iets zeer waardevols weten te behouden door die ethische principes niet af te doen als een bijzaak. Blijf daarnaar kijken tot het helemaal tot Boeddha-schap2 is getransformeerd. Hier ontbreekt het vaak aan in de westerse Advaita. Er wordt te snel geroepen: ‘Ik heb het gezien!’ En daarmee wordt dan bedoeld dat er verder niet naar persoonlijke dingen gekeken hoeft te worden.

Maak jij een onderscheid tussen het gezien hebben en volledige verlichting?
Zeker. In mijn opinie komt volledige verlichting maar zelden voor. Ramana Maharshi3 was voor mij een verlichte. Bij hem was al het karmische materiaal4 helemaal uitgeblust. Wat ik zie bij de mensen om mij heen die satsang geven, inclusief mijzelf, is er naar mijn idee sprake van een zekere mate van realisatie. Het is realisatie van een bepaald niveau waarin karmische resten nog wel degelijk hun rol spelen.

Is het niet zo dat zodra je je ware natuur hebt ontdekt, zijnde liefde, dat daar als vanzelf ethische consequenties uit voortkomen?
Ik beweer dat gezien hebben alleen niet genoeg is. Mensen blijven na het gezien te hebben lelijke streken leveren aan anderen. Alexander Smit5 gebruikte wat gedrag betreft vaak een verdedigende tekst: ‘Let wel, een gerealiseerde is geen heilige’. Dat is wel helemaal waar, maar wil niet zeggen dat de ethische kant weggemoffeld mag worden.

Wij zijn honderd procent vrij

Wat is dan nog de waarde van realisatie?
De waarde van realisatie is dat er vanuit eigen ervaring naar de kern verwezen kan worden, en dat daar vanuit gekeken kan worden, naar de persoon, en naar een eventueel conflict. Enerzijds is er de diepe liefde, anderzijds is er de mogelijkheid van onethisch gedrag. Het grote wonder is dat die twee dingen kennelijk naast elkaar kunnen bestaan. Terwijl het de kern niet raakt, want die is brandschoon! Die kern heeft nooit van ethiek gehoord, die is tijdloos en altijd zuiver. Vandaar dat men roept: ‘Hoezo ethiek? Wij zijn vrij!’ Het grote punt is dat er een diamant uit het Oosten, de weg van Advaya6, dat universele non-dualistische principe, zomaar is overgenomen. Daarvan zeg ik: dit is volkomen waardevol, maar het behoeft een rijping, met onder andere de psychologische inzichten van het Westen, wat betreft zijn ethische consequenties. Deze rijping wil voor mij zeggen dat allerlei mogelijke onbewuste patronen, verborgen kinderlijke neigingen tot dwingelandij en arrogantie, onderkend kunnen worden; bewustzijn moet ook hierin herkend worden. Hier heb ik de Advaya-stichting voor opgericht, om met elkaar dit punt uit te werken. Wat ik zou willen met mijn stichting is dat we samen onze eigen westerse invulling geven aan die diamant, want we hoeven hier niet mantra’s te zingen of andere dingen te doen die specifiek oosters of exotisch zijn. De diamant is universeel, maar de uitwerking daarvan vraagt een eigentijdse, westerse interpretatie.

Wat is die diamant?
De diamant is non-dualiteit, advaya, die voorbijgaat aan ethiek. Dat is het grote wonder. Wij zijn honderd procent vrij, omdat we puur bewustzijn zijn; dat is de diamant. De dualiteit, inclusief de ethiek, komt voort uit die non-dualiteit, waardoor anderen kunnen zeggen: waar maak je je druk om, het is allemaal bewustzijn.

Is de ethiek een onderwerp dat aan de orde komt in jouw satsangs?
In mijn wekelijkse satsangs komt dit onderwerp vrijwel niet aan de orde. Daar gaat het alleen maar om de uitnodiging tot het herkennen van wie of wat je werkelijk bent. Dat is het eerste en belangrijkste gegeven. Ik noem dat ‘eerste niveau’. Pas daarna, als ik mensen beter leer kennen, spreek ik van het tweede niveau, waar het gaat over hoe je dat dan doet in je dagelijks leven. Deze volgorde is voor mij belangrijk. Met het zien is het karma nog niet uitgewerkt. Het antwoord van de moderne Advaita hierop is dat je het karma in stand houdt door de identificatie ermee, maar wie zou er nog kunnen zijn om zich ergens mee te kunnen identificeren, immers de persoon is doorzien als een illusie. Het is een prachtig antwoord, men heeft daarin helemaal gelijk, maar dan zeg ik: laat het maar zien. Waarom zou je niet buigen wat betreft je misstappen. Is dat juist niet groot, kunnen buigen? Ik ben diep onder de indruk hoe de Dzogchen-boeddhisten7 juist dit punt stapje voor stapje hebben uit-gewerkt.

Een vonkje is genoeg

Is dit punt niet tegelijk een valkuil, door eindeloos aan de persoon te blijven werken zonder ooit de verlichting te bereiken? Creëer je daarmee niet opnieuw voorwaarden om het onvoorwaardelijke te bereiken?
Daarom is de volgorde zo essentieel. Eerst komt het zien en vervolgens de doorwerking ervan. Voor zien is geen voorwaarde, dat is onvoorwaardelijk. De enige voorwaarde die ik toch zou willen noemen is de bereidheid om te willen kijken; er moet een zekere interesse aanwezig zijn, anders is er geen sprake van een ontmoeting. Maar tegen die bereidheid en interesse wil ik ook geen meetstok aan leggen. Een vonkje is al genoeg om geraakt te worden. Dat vonkje heeft die persoon naar satsang gebracht en dat voel je, en daar ligt de taak van de leraar om als een blaasbalg dat vonkje verder aan te blazen. Dat vonkje is honderd procent vrij, daar kun je geen meetlat tegenaan leggen. Dat is zo mooi, licht is licht. Als dat eenmaal echt gezien is houdt het zoeken op, het pogen iets te bereiken.

Zijn de mensen die op satsang komen geïnteresseerd in bevrijding of ligt hun motief om te komen meer in de sfeer van hulp bij hun persoonlijke problematiek?
Dat motief waarom mensen komen zuivert zich vanzelf uit want ik ben niet geïnteresseerd in dat andere stuk. Ik merk dat er talloze mensen echt belangstelling hebben voor de waarheid en ik vermoed dat dat er steeds meer zullen worden. Maar ook dat maakt mij niet uit of het er een paar zijn of heel veel, want dan ga je weer meten. Het gaat erom wat er nu is, of die herkenning nu kan plaats vinden, daar ligt mijn totale nadruk. De herkenning van de ware natuur, nu.

Maar vraagt dat niet een enorme moed om zo naar jezelf te kijken?
Nee, het vraagt alleen belangstelling. Het komt juist van God. Het is helemaal gratis. Het is juist totaal niet je eigen verdienste. Ik benadruk in satsang altijd dat je nu, op dit moment, kunt kijken, of je net niet keek geeft niets. Het zien is genoeg. Alleen maar de bereidheid tot kijken. Er is nooit een weg daar naartoe, het is altijd mogelijk om nu je ware natuur te herkennen. Je wezenlijke aard is nooit gewijzigd of gegroeid, die is werkelijk aan geen verandering onderhevig, dus altijd hetzelfde. Altijd ‘dezelfde smaak’. Dit is het onvoorwaardelijke en het directe van de weg van Advaya. Ook al word je gekweld door iets, als je er nu eerlijk naar wilt kijken, zie je er doorheen. Je ziet dan dat de kwelling opgebouwd is uit bewustzijn zelf en niet van een andere substantie is. Alles is bewustzijn, dat is de non-dualiteit.

Kan dat zien zich zonder inspanning afspelen? Zit in dit willen zien toch niet een eis die je jezelf oplegt?
Ik kan er geen enkele inspanning in ontdekken om dit te zien. Ik spreek wat dit betreft altijd in termen van uitnodiging. Voel de uitnodiging en laat de uitnodiging niet tot een eis worden. Het eisen komt van de persoon. Dan wordt het een norm en een innerlijke strijd. Middenin de identificatie en fascinatie of fixatie kun je zien wat vrijheid is, namelijk datgene wat die identificatie en fascinatie of fixatie ziet. Het zien zelf is de vrijheid. En daardoor worden die onaffe dingen, het karmisch materiaal, transparant en kun je jezelf dat vergeven. Al die tijd is bewustzijn het geval. Daarom kan alles gezien worden. Het centrum zelf is pure vrijheid en aan de rand verschijnen nog fixaties en andere karmische zaken. Alles verschijnt en verdwijnt in dat stralende lichtschenkende Zelf en bestaat daar zelf ook uit. Hoe weet je anders dat je gefixeerd, gefascineerd of geïdentificeerd was? Je hebt het kennelijk al gezien!

Is het sleutelbegrip hierin niet de aandacht? De aandacht die geboeid wordt door een verschijnsel dan wel de aandacht open en vrij houden?
Wat is aandacht? Waaruit is aandacht opgebouwd? Is de wortel van aandacht niet bewustzijn zelf? Als je kijkt naar de bron ervan zie je dat aandacht bewustzijn zelf is. Want laten we eens opmerken wat je dan allemaal doet: je introduceert een persoon die zijn aandacht ergens van los maakt en ergens anders op richt, vanuit het idee dat je aandacht ‘open en vrij moet houden’, waardoor er weer iets wordt gecreëerd, een ‘tweede’, terwijl het om non-dualiteit gaat, niet-tweeheid. In feite wordt daarmee de zoektocht gecontinueerd. De meeste - minder radicale - tradities zeggen dat als je nu maar eerst dit doet en vervolgens dat, dan gebeurt het vroeg of laat wel. Dit is nu net dat radicale element van het non-dualisme, het directe zien, louter besef.

Je geneigdheden bestaan uit niets anders dan Dat 

Hoe lang bestaat deze kennis al van non-dualiteit en het directe zien?
In de Prajna-paramita teksten8 uit de eerste eeuw voor onze jaartelling, waarvan de Diamant-soetra en de Hart-soetra het bekendst geworden zijn, wordt er voor het eerst over non-dualiteit (advaya) geschreven. Daarin lees je heel duidelijk dat het non-conceptuele de kern van de zaak is. Dit inzicht ligt aan de wortel van de latere radicale boeddhistische stromingen als Zen9 en Dzogchen. Nagarjuna heeft een soort commentaar op de Prajna-paramita teksten geschreven; dat was ongeveer honderd na Christus. Zijn geschriften hebben via Gaudapada een diepe invloed gehad op het begrip ‘non-dualiteit’ in de latere Advaita Vedanta, waar het aansloot bij de oudere gegevens uit de Upanishads.

De volgorde die je zojuist noemde, kun je daar nog iets meer over zeggen?
Het werken aan de persoon leidt nooit tot bevrijding. Daarom is het zo cruciaal om de juiste volgorde aan te houden, eerst inzicht en daarna aandacht geven aan geneigdheden en kinderpatronen, en niet andersom. Deze volgorde is wat mij betreft wezenlijk, want pas vanuit inzicht kun je met liefde naar je patronen kijken. Nu, op dit moment, is die opening mogelijk, middenin al je geneigdheden, je geneigdheden bestaan uit niets anders dan Dat. Je moet alleen niet denken dat als dat gezien is alle geneigdheden weg zijn, en het rechtvaardigt de geneigdheden evenmin. Dit luistert heel nauw, en vraagt om een zuivere afstemming. Satsang is samenzijn in Dat wat in mij en de ander exact hetzelfde is. Spreken in satsang is mogelijk dankzij afstemming op elkaar, op het specifieke, het ‘anders’-zijn. Het enige dat ik doe is zo waarachtig mogelijk resoneren op die afstemming. Als we in de ontmoeting goed op elkaar zijn afgestemd, kan door de grenzeloosheid van satsang iets worden aangereikt waarvan je merkt dat het wordt opgepikt. Ontmoeting is levend en onvervangbaar.

Je spreekt vaak over Boeddhisme naast de Advaita, vooral over de meest radicale scholen, zoals Zen; hoe verliep jouw eigen ontwikkelings-weg?
Zo rond mijn twintigste was ik heel erg bezig met de I Tjing10, daarna kwam ik in contact met de Subud-beweging11. Dit is een Javaanse traditie van volkomen overgave aan het hoogste, ook wel de ‘latihan’ genaamd. De latihan heb ik jaren beoefend. Daarnaast was ik sterk onder de indruk van Alan Watts12, zoals hij over Zen schreef. Via Watts kwam ik bij Ch’an, het Chinese Zen, waar mensen als Hui-neng en Huang-po13 me bijzonder aanspraken. Later, door een crisis in de relationele sfeer, kwam ik in psychotherapie en ontdekte ik Padwerk14. Ik heb de opleiding in Padwerk gevolgd en een tijd als therapeut en leraar daarmee gewerkt. Er groeide in mij een verlangen om datgene wat ik had geleerd in Subud te verenigen met het Padwerk. In Da Free John15 zag ik iets daarvan gebeuren. Ik heb enorm veel respect voor de heldere manier van uitdrukken van hem, werkelijk ongelofelijk - alleen zijn optreden vind ik nergens op slaan, het zichzelf uitroepen tot grootste leraar aller tijden. Ik ben toen naar Amerika geweest om hem te ontmoeten, maar dat is mislukt. Daarna ontmoette ik Alexander Smit en werd ik onmiddellijk een toegewijde leerling van hem vanwege zijn directe manier van onderricht; dat leerlingschap heeft drie jaar geduurd. Daarnaast zijn we ook hele goeie vrienden geworden. In die tijd heb ik me voor een korte periode in Spanje teruggetrokken om me echt volledig te wijden aan Dat en daar brak het inzicht door. Het was lachen en huilen tegelijk.

Door eerlijkheid wordt het levende contact goud

En vanaf dat moment ben je bezig met het proces van integratie?
Eigenlijk kun je dat zo wel zeggen. Na die periode heb ik toen nog Andrew Cohen ontmoet om die kwestie van de integriteit boven water te krijgen. Maar ik zag dat hij zich op een bepaalde manier net zo gedroeg als wat hij in andere leraren zo veroordeelde, ook al was zijn vorm anders, en ik heb geprobeerd dit met hem te bespreken. Wat ik in alle leraar-leerling verhoudingen heel sterk gezien en gevoeld heb is de verduisterende kracht van de psychologische ‘overdracht’ van de leerling op de leraar, het onbewust toekennen van macht. Het was mij er niet om te doen om een soort kruistocht te ondernemen als wel om helder boven water te krijgen hoe het zit. Wat dat voor mij tot gevolg heeft gehad is dat ik in mijn satsangs eerlijkheid als een van de meest wezenlijke onderdelen beschouw, althans de mogelijkheid om door de verduistering van overdracht te raken. Dit is waar ik de mensen toe uitnodig, en mezelf ook. Anders vervalt het voor mij tot iets abstracts, iets vrijblijvends. Het levende contact wordt daardoor goud.

Ik neem aan dat je nu geen leraren meer bezoekt, maar zijn er boeken waar je je door laat inspireren?
Ramana blijft altijd mooi, evenals Nisargadatta16, en de Dzogchen-boeddhisten. Op internet heb ik een lijst gepubliceerd van de 25 boeken die ik mee zou nemen naar een onbewoond eiland, en deze drie staan bovenaan.

In het boek waarin jij Ramana’s geschriften hebt samengesteld17 kom ik telkens het woord ‘hart’ tegen. Bedoelt hij daarmee ons mystieke hart?
Tegenwoordig klinkt het advies om te luisteren naar je hart een beetje new-age-achtig. Zelfs in de wereld wordt aangeraden om naar je hart te luisteren. Ramana bedoelde dit allemaal niet, hij verwees hiermee naar Dat wat werkelijk is. Da Free John heeft ook over het hart gesproken, net als bij Ramana ‘aan de rechterkant van de borst’, maar vermeldde daar duidelijk bij: zodra je het strategisch als een punt beziet, zit je ernaast. Het gaat dus niet om een locatie. Ramana spreekt in dit verband ook over de verknoping van het hart, waarmee hij verwijst naar de identificatie met de persoon, met lichaam, denken en voelen. Het advies van Ramana was het je laten absorberen door bewustzijn, door het ‘Hart’ met een hoofdletter, net zolang als dat op een natuurlijke manier kan. Het telkens herkennen van Dat, is de uitnodiging. Ook al ben je nog zo moe of heb je nog zoveel pijn, er is iets dat nooit moe is en geen pijn kent. Er is iets altijd aanwezig in zijn volle glans dat onveranderlijk is, en dat is je ware natuur, het Hart. Het lichaam is een uitdrukking van bewustzijn waarin kennelijk afgescheiden delen vragen om gewekt te worden. Ramana onderrichtte door middel van de vraag: ‘Wie ben ik?’ De daadwerkelijke werking van het stellen van de vraag, die erop neerkomt dat alle ideeën en beelden oplossen, houdt de zaak open, waarmee voorkomen wordt dat je conclusies trekt.

De eenheid van leegte en kennendheid

Wat heb je geleerd van de Dzogchen-boeddhisten?
Zij verwijzen naar de eenheid van leegte en kennendheid, dat dat herkend wordt als één en hetzelfde, en dat herkend wordt dat dát je ware natuur is. Ze zijn sterk beïnvloed door de Prajna-paramita literatuur. Daarin wordt de leegte benadrukt; het woord advaya (non-dualiteit) komt daarin ook voor het eerst voor, dat is dan rond het jaar nul, en zij verwijzen daarmee naar het niet-conceptuele. Liefde en compassie komen daaruit voort. Wat Dzogchen hieraan heeft toegevoegd is de gelijktijdigheid hiervan met kennendheid. Het vermogen leegte op te merken, het vermogen om te zien dat er niets te zien valt is de kennendheid in de leegte. Je kunt het altijd nu zien. Die herkenning kan nu plaatsvinden.

Die herkenning is iets anders dan het getuige-bewustzijn?
Ik spreek nooit over een ‘getuige-bewustzijn’, omdat ik zo vaak heb gezien hoe de term ‘getuige’ mensen in het Westen in verwarring kan brengen. Er wordt heel snel een soort alertheid mee gecreëerd, wat alleen maar spanning geeft en een oude deelpersoonlijkheid een hogere status geeft; alsof er een soort terechtheid is om een zogenaamde hogere instantie met een kritisch oog te laten kijken. Het gevaar is altijd aanwezig dat van iedere nieuwe informatie een nieuwe norm wordt gemaakt. Vandaar dat die afstemming zo essentieel is. Telkens weer laten zien dat je daar als persoon die vonk weer wilt dwingen op te vlammen door allerlei trucs. Volgens mij is het belangrijk om al in je taalgebruik te proberen dit soort misverstanden te voorkomen. Wat dit betreft vind ik het boeddhistische taalgebruik helpend, met de nadruk op leegte in plaats van de vedantische term ‘getuige’, die immers nog geïnterpreteerd kan worden als een entiteit. Werkelijk, er valt niets te zien; er is geen enkel iets of iemand te zien.

Hoe belangrijk is onderscheidingsvermogen eigenlijk?
Het gaat om een steeds verder verfijnen van het onderscheidings-vermogen, totdat het punt komt van overgave aan dat pure bewustzijn, louter beleving. Tot dat punt heb je het onderscheidingsvermogen nodig om dat te kunnen herkennen waarvan je weet: dit is helemaal veilig, dit is God zelf. Vanaf dat moment komt het eigenlijk neer op overgave aan bewustzijn-zelf. Nestel je daarin.

Dit is de laatste waarheid?
Nisargadatta gebruikt het woord ‘bewustzijn’ nog voor een laatste dualiteit, want het is bewust-zijn, het kent dus alleen maar het tegendeel van niet-zijn. Daarom spreekt hij als laatste fase over het absolute, waar geen dualiteit meer is, voorbij zijn en niet-zijn. Maar het gevaar van praten over het absolute is dat mensen daar naar gaan streven, zodra ze het idee hebben dat ze het bewustzijn nu wel gerealiseerd hebben. Er is in dit verband een citaat van Nisargadatta, wat voor mij het beste is dat ooit hierover gezegd is; hij zegt: ‘Maya is zo slim dat zij altijd wel een manier vindt om je te verleiden. Hoewel dat waar is en Maya misschien wel je allergrootste vijand is, doe je er goed aan haar te herkennen als de hoogste God en doe je er goed aan je totaal aan haar over te geven, en ze zal je naar het Allerhoogste brengen.’18 Schitterend vind ik dit. Hij benoemt daarmee de verschillende niveaus en laat zien hoe je tot het allerhoogste kunt komen en ontneemt je toch alle streverigheid. Hij veroordeelt daar ook niets mee. Daarom is mijn uitnodiging in de satsang ook altijd: nestel je in dat bewustzijn, en streef niet naar ‘verder’.

Niet-weten is de kern van het onderricht

Iedereen komt vroeg of laat zijn angsten tegen in het proces van bewustwording; hoe ga je daarmee om als dat zich bij iemand aandient?
Ik nodig zo iemand uit om het op dit moment te voelen; dat kan dan zeker wel lichamelijk zijn, maar dat hoeft niet zo benadrukt te worden als lokalisering. De behoefte aan lokalisering is de behoefte aan houvast, dat is toch nog het bekende gebied. Controleverlies is een goed teken, daarmee komt veel angst vrij. In het toestaan dat angst echt gevoeld wordt, kan er dan eerst veel zwartheid zijn, en samentrekking, maar daarna is er de ervaring van leegte en dat is waar het om gaat, daarin gevestigd raken, daarin ontspannen. Advaitisch wordt wel eens beweerd dat die angst in de leegte verschijnt, maar dat is uiteindelijk niet helemaal juist, je maakt er dan twee van. Waar het om gaat is in te zien dat die angst zelf uit leegte bestaat. Bewustzijn zelf is leegheid, datzelfde geldt voor angst. Het wezenlijke voor mij is het conceptloos vertoeven in die leegte, waarin het lichtschenkende van de kennendheid zo wijd is als het luchtruim.

Is dit de benadering van Dzogchen, waar je eerder over sprak?
Ja. De Tibetanen uit de Dzogchen-traditie hameren op de herkenning van de wezenlijke natuur van alles wat zich aandient. Zij zeggen bijvoorbeeld: herken de ware natuur van deze emotie. Herkennen in de zin van onmiddellijk aantreffen, zonder in te gaan op de inhoud, het verhaal van de emotie, en ook zonder oordeel over de emotie. In de herkenning blijkt dat de ware natuur van de emotie het samengaan is van leegte en kennendheid. De ware natuur is leegte en kennendheid; dat geldt voor emoties, gedachten, voor alles wat langskomt. Zij gebruiken voor het effect van deze herkenning het voorbeeld van het nagalmen van een Tibetaanse bel. De klank is er onmiddellijk en de naklank werkt nog even door. Zij beklemtonen: ‘short moments, many times’. Steeds opnieuw inzien wat de ware natuur is van elke nieuwe situatie, dus kennendheid en leegte, en dit heeft steeds een nieuwe vorm. Het is zeer direct. Zij gaan voorbij aan het onderscheid tussen kenner en het gekende; zij raden aan onmiddellijk te herkennen wat je nu aantreft, gewoon, de huidige vorm. Het is belangrijk om te zien dat er niets gecorrigeerd hoeft. Bewustzijn heeft nu een bepaalde vorm aangenomen, kennelijk, en die hoeft niet gewijzigd. Zie dus de huidige vorm als zodanig, en herken de ware natuur ervan. Het is niet hier de kenner en daar het gekende, met de noodzaak om terug te keren naar de kenner. Het is alleen maar de verslaving aan de verhalen, bijvoorbeeld in je angsten, wat het misleidende element is in het gekende, in de objecten. Als je daarvan ontwent houd je de ware natuur over; de ware natuur van kenner en gekende is één en hetzelfde. Wat ik laat zien is dat je aan iets gewend bent waar je van kunt ontwennen. Daar ligt mijn nadruk op en niet op de gelukzaligheid, omdat dat de begeerte daarnaar weer opwekt.

Wat zie je nu als de kern van je onderricht?
Dat is toch het niet-weten, het niet tot een concept maken. Dat is de kern van alles volgens mij. Door het niet te weten bestaat de mogelijkheid van gewoon aan te treffen hoe het zit. Als je aan je verhalen hecht weet je zogenaamd iets, maar het bestaat alleen maar dankzij het geloof aan de verhalen. De kracht van concepten is ongelofelijk. Zelfs als iemand beweert zich heel kwetsbaar en open op te stellen kan dat voor diezelfde persoon gezien worden als een succesje, en dat concept, dat verhaal van een succesje, moet ook ontkracht worden, en wel door louter herkenning, niet door hier iets aan te doen.

Blijf trouw aan je eigen intuïtie

In hoeverre beschouw jij overgave aan de leraar als terecht?
Alleen op de plek waar een volledig vertrouwen gevoeld wordt. Dat vertrouwen kan alleen maar oprecht vertrouwen zijn als het strookt met je allerdiepste intuïtieve voelen. Zolang dat niet het geval is, doet de leerling er goed aan alleen maar zijn eigen intuïtie te vertrouwen, en de leraar te blijven bevragen. Ik heb zelf eens meegemaakt dat een leraar probeerde dit vertrouwen in mijn eigen intuïtie te breken, en ik heb dit als totaal verkeerd ervaren. Ik zat recht tegenover hem, en was omringd door allemaal trouwe leerlingen van hem, en ik wist dat ik helemaal alleen in de wereld stond op dat moment. Iedereen stond maar op me in te praten dat het mijn trots was die ik niet kon laten vallen. Ze probeerden mijn intuïtie, waar nog maar een sprankje van over was en dat als een flauw rood lampje brandde dat er iets niet klopte, onderuit te halen. Ik wist dat het uit angst zou zijn als ik nu tot overgave zou komen. Iets klopte niet, dat voelde ik, en daar hield ik aan vast. Dat diepste gevoel dat aangaf dat er iets niet klopte hoefde niet kapot. Zolang er een lampje brandt moet je schreeuwen dat het niet klopt en niet tot overgave komen uit een soort slapte, zo van: het zal wel aan mij liggen, het is mijn trots. Nee, het moet kloppen en als het niet klopt moet je net zolang blijven vechten en schreeuwen tot het wel klopt, niks geen geplease! Als het overgave uit slapte is, is het onbetrouwbaar. Dit is voor mij heilig. Het is wezenlijk om de moed te hebben om alleen te durven staan. Ik vind het mooi als mensen mijn woorden kunnen ontvangen, maar het wordt pas echt waardevol als ze het tot zich door laten dringen en zich werkelijk realiseren dat het hen betreft, hùn geluk, hùn leven, en dat het er nooit om gaat om mij gelijk te geven.

In dat opzicht is strijd ook nuttig.
Zeker, dat zie je ook bij het advies aan Arjuna in de Bhagavad-Gita. Het wezenlijke is de ontmoeting, met alle aspecten daarin, eventueel ook van strijd. Het hele verdere aardse bestaan is om ontmoeting heen gegroepeerd. Dat is ook de reden waarom ik satsang ben gaan geven. Satsang is ontmoeting in de diepste zin van het woord; het is steeds dieper relatie aangaan, een totale omhelzing, tot gezien en gevoeld wordt dat er geen ‘twee’ zijn.

Is het herkennen waar je het over had niet toch een soort denkproces?
Telkens nodig ik mensen uit om de wezenlijke natuur te herkennen van wat zich nu aandient, zonder erover na te denken, zonder de tijd daarvoor te nemen. Nu. Direct besef, direct zien. Herken, zonder te conceptualiseren. Het herkennen dat je er de hele tijd concepten tussen schuift, maakt al dat je voorbij de concepten raakt. De herkenning is het enige niet-conceptuele. Hierin ligt ook het wezenlijke onderscheid tussen denken en herkennen: denken is indirect, via associaties, en herkennen is direct. Herkennen is het zien van je eigen aard. Het is er nooit niet. Ik nodig iemand uit om nu te kijken, tot hij die leegte ervaart die sprankelend, schoon en altijd fris en nieuw is en gelukzaligheid is. Hoewel zo’n omschrijving als ‘gelukzaligheid’ tegelijk weer gebruikt kan worden om na te streven. Maar ook die neiging kan herkend worden.

Dat bliss-aspect is dan ook weer iets dat waard is om na te streven en werkt als een concept?
Er kunnen zich allerlei ervaringen voordoen, maar het belang ervan is heel betrekkelijk. In een deel van mijn leven heeft het experimenteren met drugs en de ervaringen daarmee het bewijs voor mij geleverd dat verlichting bestaat, en dat het een gelukzalig aspect heeft. Vervolgens is toen het verlangen in mij gewekt om die toestand ook clean te realiseren. Maar men verkijkt zich erg op het bliss-aspect; het is maar een toefje, als slagroom. Zodra je daar op focust zit je ernaast, want het is in feite een grijpbeweging. Atmananda19 heeft trouwens een mooie bijdrage aan dit onderwerp geleverd door het woord ananda, dat altijd met ‘bliss’ wordt vertaald, te vertalen met ‘peace’. ‘Vrede’ als aanduiding voor de ware natuur van alle gevoelens, kan nooit tot een grijpbeweging aanzetten.

Volledige hartstocht voor de waarheid

Hoe belangrijk is het om je te beperken tot één richting?
Het is volgens mij goed om je aanvankelijk breed te oriënteren, maar het gaat uiteindelijk om de eenvoud en niet om de veelvoud en dat geldt ook voor het aantal richtingen. Het is het bekende voorbeeld van de waterdruppel die steeds op dezelfde plek, exact op dezelfde plek moet vallen wil hij de steen kunnen doorboren; zoals Nisargadatta zegt: stick to that conciousness. En zo is het ook wat het leerlingschap betreft: als je eenmaal oprecht vertrouwen in een leraar voelt, is het aan te raden volledig met hem in zee te gaan, en je daartoe te beperken. Vandaar dat ik ben overgegaan tot een vorm van commitment, een wederzijdse toewijding, om de relatie de kans te geven steeds intenser te worden, net zo lang tot er geen sprake meer kan zijn van leraar of leerling.

Verwachten mensen dat ze door realisatie anders zullen worden, bijvoorbeeld minder problemen hebben?
In Advaita leeft bij sommige mensen de verwachting dat er ‘na realisatie’ geen problemen meer zijn. In mijn geval merk ik dat dit gewoon niet waar is. Mijn tekortkomingen blijven, alleen het vermogen ermee om te gaan wordt anders. Wel is het zo dat bepaalde dingen belangrijker kunnen worden dan voorheen. Aanbidding wordt steeds belangrijker voor mij. Door bewustzijn als goddelijk te erkennen, door het uit te roepen tot God, krijgt het gevoelsmatig de plaats die het verdient. Anders kijk je er overheen; ons bewustzijn is immers het allergewoonste dat er is, dus hoezo zou ik dat belangrijk maken? Nee, dit bewustzijn is God zelf. Val ervoor op je knieën, dan opent het zich. Ga niet denken: is dit alles? Dan mis je het. Op dit punt vult bhakti heel mooi het pad van jnana20 aan; uiteindelijk zijn ze één en hetzelfde. Dit is geen weg van koelheid; het gaat juist om een volledige hartstocht, een gloed voor de waarheid.

Is dit directe pad wel voor iedereen geschikt?
Wat we nu meemaken in het Westen is iets heel bijzonders. Vroeger was dit een geheime leer voor bepaalde leerlingen, traditioneel was dit niet voor iedereen bestemd, en er ging, áls je dan als leerling was toegelaten, een voorbereidend stadium aan vooraf. Nu ligt het op straat, zonder voorbereiding. Iedereen kan zo maar een satsang bijwonen. Daarom maak ik onderscheid in twee niveaus: het eerste niveau is het meest wezenlijke, de onmiddellijke herkenning, en het tweede niveau is de persoonlijke doorwerking ervan op ieders eigen manier en in ieders eigen tempo, en daar kunnen we eventueel hulpmiddelen bij toepassen, zoals psychologische inzichten. Ook op het tweede niveau blijft de begeleiding zeer belangrijk, de levende relatie. De directe weg is in de traditie altijd geheim gebleven omdat er een bepaald risico in zit. Voor je het weet zet je iemand op het verkeerde been. Het idee ‘vrijheid’ kan de gekste conclusies opleveren, waarin de gewone moraal als lachwekkend opzijgeschoven wordt. We leven in een tijd dat er heel extreme dingen gebeuren, als gevolg van het afbreken van bestaande normen en waarden. Het is chaos waar we in leven. Dat heeft iets prachtigs, omdat alles en iedereen een kans krijgt, maar het betekent ook dat allerlei psychisch vuil zo maar rondgeslingerd kan worden.

Volwassenwording op het emotioneel-seksuele gebied

Is er een specifiek gebied binnen datgene wat jij ‘tweede niveau’ noemt wat in het bijzonder onze aandacht verdient?
Ik zie vooral seksualiteit als zo’n gebied, het hele relationele gebeuren, met alle emotionele krachten die daarbij spelen. Ik denk dat het hele emotioneel-seksuele gebied de belangrijkste kracht is die ons van volledige bevrijding afhoudt. Niet voor niets wordt in verschillende tradities het celibaat aangeraden, of op zijn minst een onbelangrijk-maken van de seksuele drijfveer. En dit is ook de reden waarom we zo open mogelijk moeten kijken naar de uitwerking die inzicht of realisatie op dit gebied kan hebben, omdat wij hier in het Westen vrijwel niet aan celibaat doen. Voor het grootste gedeelte van de weg volgen wij graag de adviezen van de grote leermeesters, zoals Ramana en Nisargadatta, maar zodra het over ons seksuele leven gaat weten we het plotseling beter. Zo meldt Nisargadatta herhaaldelijk: ‘Je geestelijke leven begint pas zodra je je niet meer man of vrouw voelt’, en wij blijken het nog steeds druk te hebben met het veroveren van vrouwen, of mannen, of met het veilig stellen van onze relatie. We worden er dus mee geconfronteerd dat we de hele zaak steeds diepgaander moeten leren vertalen, dat we moeten gaan begrijpen hoe we de seksualiteit, als we die dan toch niet aan de kant willen zetten, moeten interpreteren. Ik geloof dan ook dat we het hele seksueel-emotionele gebied veel meer bij ons onderzoek en ons ‘beoefenen’ moeten betrekken.

Is dit niet toch weer een dualistische aanpak, om dit man-vrouw-gegeven zo veel aandacht te geven?
Ja, het is zeker niet meteen non-dualistisch te noemen. Maar ik blijf vertrouwen op de doorwerking van het non-dualistische inzicht, om vandaaruit op een liefdevolle, verbindende manier naar de kinderpatronen te kijken die in onze seksuele relaties spelen. Ik blijf het als belangrijk voelen dat we op dit gebied volwassen worden. Deze volwassenheid zie ik als een soort synoniem van het niet meer verslaafd zijn aan onze geneigdheden. Tot op heden zijn de weg van de realisatie en de seksuele activiteiten twee zeer gescheiden gebieden gebleven, alleen al vanwege de mogelijkheid om het seksuele zo verborgen te houden, en ik zie het als heel belangrijk dat dit alles tot één weg wordt. Het blijft wonderlijk, en vaak ook pijnlijk, dat bepaalde mensen die de realisatie van het Zelf kennen, zo verslaafd zijn gebleven aan hun kinderpatronen op het seksuele gebied. Ik geloof dat dat helemaal niet nodig is.

Seks zien als ingang tot realisatie, zoals in de moderne westerse Tantra21, spreekt je dat aan?
Nee, dat vind ik in de meeste gevallen een misleiding. Weliswaar vind ik aandacht voor het seksuele volkomen terecht, maar op de eerste plaats komt toch satsang, waarin zonder middel of handeling verwezen wordt naar het non-dualistische besef. Ik heb de indruk dat er bij de manier waarop Tantra wordt onderwezen in het Westen een verslaving aan de genotkant in zit die niet overstegen wordt. Deze benadering schiet weer iets te ver door; het gaat volgens mij om een soort middenweg.

Wat betekent seks voor jou?
Ik ben er diep van overtuigd dat seks heilig is. Voor mij liggen de woorden heil en geil heel dicht bij elkaar, en verwijzen naar één en hetzelfde. Werkelijk geil is God, het is helemaal leeg, louter licht. Vrijen is puur aanbidding als het zonder denken of fantaseren is. Werkelijke samensmelting is pas mogelijk als alle normen wegvallen, en je je beiden onbekommerd overgeeft aan elkaar, aan de Levenskracht, ook aan de meest wellustige uitingsvorm ervan. Het is altijd weer terugkeren naar de stilte van waaruit er van alles kan en mag gebeuren, zonder fantasie. Ik zie het als een onthulling van jezelf aan de ander vanuit leegte. Ik ben er een voorstander van als mensen de seksualiteit opnieuw gaan ontdekken vanuit leegte. Dit doet me opnieuw denken aan het citaat van Nisargadatta dat ik eerder genoemd heb, omdat we ook hier te maken hebben met mogelijke verleidingsaspecten, en dus met het gevaar op de verkeerde weg te zitten: ‘Maya is zo slim dat zij altijd wel een manier vindt om je te verleiden. Hoewel dat waar is en Maya misschien wel je allergrootste vijand is, doe je er goed aan haar te herkennen als de hoogste God en doe je er goed aan je totaal aan haar over te geven, en ze zal je naar het Allerhoogste brengen.’

Twee interviews met Philip Renard, door Paul Blok

Gepubliceerd in Welkom in satsang, Bloemendaal, 2002; p. 148-165

Noten

1. Andrew Cohen (geb. 1955): Amerikaanse leraar; leerling geweest van H.W.L. Poonjaji (Papaji), die leerling was geweest van Ramana Maharshi.
2. Boeddha-schap: boeddhistische term voor volledige verlichting. Er is een eind gekomen aan de karmische latente geneigdheden. Deze zijn allemaal ‘opgebrand’ of ‘uitgeblust’. ‘Boeddha-schap’ is de term voor de vervolmaking van de weg die in feite pas begint bij
het besef, bij de herkenning van de eigen natuur als ‘Boeddha-natuur’. Er is in Mahayana Boeddhisme dus een duidelijk verschil tussen de altijd-aanwezige ‘Boeddha-natuur’ en het volledige ‘Boeddha-schap’. 
3. Ramana Maharshi (1879-1950): Leermeester die de Advaita in de twintigste eeuw op een volledig nieuwe en authentieke manier, dwz. zonder schoolse trekken, tot uitdrukking bracht, en die zo tot een baken voor zeer velen is geworden. 
4. ‘Karmische materiaal’: term voor de latent-aanwezige ‘geneigdheden’ (vasana’s, of ook wel samskara’s), de bestanddelen van karma, de zaden die voortgekomen zijn uit indrukken uit het verleden, en die de veroorzakende factor vormen voor de invullingen van het huidige bestaan. 
5. Alexander Smit (1948-1998): Nederlandse Advaita-leraar; was leerling geweest van Nisargadatta Maharaj. 
6. Advaya: woord met ongeveer zelfde betekenis als advaita, non-dualiteit. Het wordt hier gebruikt om juist het universele en radicale karakter van het Non-dualisme te doen uitkomen; de term advaya wordt namelijk zowel in Advaita Vedanta als in Boeddhisme gebruikt, terwijl de term advaita alleen gebruikt wordt in de Advaita Vedanta. 
7. Dzogchen: ‘de grote Volmaaktheid’, een van de meest radicale vormen van Tibetaans Boeddhisme, ontwikkeld in ongeveer de achtste eeuw in de Nyingma-school. Qua directheid is Dzogchen verwant met zowel Advaita als Zen; samen vormen deze drie de ‘directe weg’, oftewel Advaya. 
8. Prajna-paramita: aantal soetra’s uit ongeveer 100 vC tot 500 AD, die de basis vormden van het Mahayana Boeddhisme. De term betekent zoiets als ‘vervolmaking van inzicht’ of ‘inzicht dat voorbij de oevers van het conceptuele denken gaat’. De in het Westen bekendst geworden soetra’s zijn de Diamant-soetra en de Hart-soetra
9. Zen: dit is de Japanse naam voor het in ongeveer de zesde eeuw in China ontwikkelde Ch’an, een zeer directe vorm van Boeddhisme. Een uitdrukking als ‘plotseling ontwaken’ is afkomstig uit Ch’an/Zen. 
10. I Tjing: Chinees orakelboek uit ongeveer de zesde eeuw vC. Tegenwoordig in het Westen enorm populair geworden. 
11. Subud: internationale broederschap, opgericht in 1947 op Java, door Bapak Subuh (1901-1987). De latihan (Indonesisch woord voor ‘oefening’) is een oefening in ‘geleid-worden’ door de Levenskracht. 
12. Alan Watts (1915-1973): Engelsman die, vooral na zijn verhuizing naar Amerika (in 1938), een enorme invloed heeft gehad op de visie van een universeel Non-dualisme. 
13. Hui-neng (638-713) en Huang-po (gestorven 850): twee belangrijke Ch’an-meesters. Hui-neng wordt wel, dank zij het geschrift Platform-soetra van de Zesde Patriarch, beschouwd als de stichter van het eigenlijke Ch’an, hoewel dit historisch betwijfeld wordt. 
14. Padwerk: eigenlijk Pathwork, Amerikaanse vorm van spirituele therapie, ontwikkeld door Eva Pierrakos (1915-1979, dochter van de Oostenrijkse schrijver Jakob Wassermann), sinds 1957 in New York. 
15. Da Free John (geb. 1939): Amerikaanse leraar, tegenwoordig bekend als ‘Ruchira Avatar Adi Da Samraj’, oftewel Adi Da. Geniaal schrijver over universeel Non-dualisme. 
16. Nisargadatta Maharaj (1897-1981): Leermeester die bekend is geworden door zijn radicale onderricht. Samen met Ramana Maharshi en Krishna Menon (Atmananda) is hij inspiratiebron geworden van alle moderne Advaita. 
17. Ramana Upanishad. De verzamelde geschriften van Ramana Maharshi. Utrecht: Servire, 1999. 
18. Vrije vertaling van uitspraak uit Prior to Consciousness (1985), p. 12-13. Zie ook Philip’s artikel ‘‘Ik’ is een deur - deel 2: Nisargadatta Maharaj’, in InZicht van november 2001, waarin op de verregaande betekenis van deze uitspraak wordt ingegaan. 
19. Atmananda, Krishna Menon (1883-1959): Groot leermeester uit de staat Kerala. Via zijn leerling Wolter Keers in Nederland bekend geworden. 
20. Bhakti en jnana: de twee belangrijkste benaderingswijzen op de weg van Zelf-realisatie, die in feite niet zonder elkaar kunnen, zoals het hart en het hoofd. Jnana loopt via het onderscheidingsvermogen, en bhakti via de gloedvolle overgave. 
21. Tantra: term met talloze betekenissen; verzamelnaam voor geschriften en gebruiken die, sinds ongeveer de zesde eeuw, zowel in Hindoeïsme als Boeddhisme de eenheid van bewustzijn en materie benadrukken. Daarin speelt seksualiteit soms een belangrijke rol. In de moderne versie zoals die in het Westen populair is geworden, is het seksuele element helemaal in het centrum geraakt; vaak is hierdoor ‘tantra’ een synoniem geworden voor ‘vrije seks’.