Advaya

Tulku Urgyen:

Essentie en uitdrukking

vertaling en commentaar Philip Renard

Ik zou graag wat gedetailleerder willen ingaan op twee belangrijke beginselen: essentie en uitdrukking (ngo bo en rtsal). De verhouding tussen deze twee is vergelijkbaar met die tussen de zon en zonlicht: je kunt geen zonlicht hebben zonder een schijnende zon. Hetzelfde geldt voor de uitdrukking van de geest-essentie en die essentie zelf. De essentie neemt niet toe of af, wordt niet beter of slechter. Of de essentie nu wordt herkend of niet, in de essentie treedt geen enkel verschil op. De enige mogelijkheid voor herkenning ligt in de uitdrukking.

Dit is zeer inlichtend. Alleen in Beleving, in de huidige uitdrukking of expressie van Bewustzijn, kun je je ware natuur herkennen, kun je herkennen dat de essentie (Bewustzijn) constant het geval is, ook in de uitdrukking.

Wat Tulku Urgyen hier ‘essentie’ (ngo bo) noemt, is in Dzogchen meestal alleen maar een synoniem van Leegte, dat als het eerste van de drie basis-aspecten van onze ware natuur wordt beschouwd (dharma-kaya). En soms wordt de term ‘uitdrukking’ (rtsal, een term die ook vertaalbaar is als potentie, energie, levenskracht, expressie, capaciteit, vermogen tot manifesteren) al gehanteerd voor het tweede aspect, sambhoga-kaya, dat een synoniem genoemd wordt van het Kennende, het Licht-schenkende.


In veel Dzogchen-teksten wordt nadruk gelegd op het altijd samengaan van Leegte en Kennendheid; dit constante samengaan wordt Rigpa genoemd, vertaalbaar als Bewustzijn. Ik interpreteer hier Tulku Urgyens gebruik van ‘essentie’ als duidend op dit samengaan van Leegte en Kennendheid (dus het samengaan van dharma-kaya en sambhoga-kaya), dat wil zeggen op Rigpa, Bewustzijn. In Advaita zou je dit ‘het Absolute’ noemen. Vandaar dat ik hier de term ‘uitdrukking’ niet interpreteer als duidend op het tweede, maar op het derde aspect van onze ware natuur, het aspect van de manifestatie: nirmana-kaya. Dit noem ik ‘Beleving’.

Overigens geeft de visie van Leegte (Niet-weten) als zijnde het allerhoogste ook een blik op de visie van Nisargadatta, die af en toe zei dat er zelfs geen Kennen of Bewustzijn in het Absolute is, alleen maar een ‘donkerblauwe staat van Niet-weten’. Hoe dan ook, ik beschouw het als van belang om de eerste twee als onafscheidelijk te zien, Leegte en Kennendheid, Niet-weten en Kennen, samen voor mij aanduidbaar als conceptloos Bewustzijn, oftewel ‘essentie’.


De uitdrukking van de essentie kan zichzelf beseffen, óf zichzelf niet beseffen – daarin ligt het hele belang van Besef.

Er wordt wel gezegd: “Wanneer de uitdrukking tot ‘het dagen van Besef’ komt (dat wil zeggen zodra de uitdrukking zijn eigen natuur beseft), is hij bevrijd. Er is vrijheid. Wanneer de uitdrukking beweegt als gedachten, als denken, is hij in de war. Dan is er begoocheling.” In dit onderscheid is het hele verschil vervat.

Wat ik hier als ‘Besef’ vertaal, is shes rab (in Sanskriet prajña). ‘Besef’ is de ware natuur van Beleving, van de ‘uitdrukking’. Tulku Urgyen geeft hier het verschil tussen het al of niet tot besef komen aan als het trainen van ons onderscheidingsvermogen. Je beseft of je beseft niet. Het één is vrijheid, het ander onvrijheid, begoocheling.

Met andere woorden, of de uitdrukking bevrijd wordt als Besef, óf verward raakt als denken, wordt bepaald door degene die het onderscheid traint, die zijn eigen natuur beseft óf niet beseft. In de essentie zelf is geen enkel verschil; die wordt niet verbeterd door het herkennen ervan, of verslechterd door het niet-herkennen. “Wanneer de uitdrukking tot het dagen van Besef komt, is hij bevrijd. Wanneer de uitdrukking beweegt als gedachten, is hij begoocheld.” Dit is wat het hele verschil uitmaakt. (...)

Deze uitdrukking is je eigen uitdrukking. Hij komt niet van iemand anders, net zomin als zonlicht ergens anders vandaan komt dan van de zon zelf. Het vermogen om onderscheid te maken tussen essentie en uitdrukking is het kenmerk van het verschil tussen boeddha’s en gewone stervelingen.

Het is als één identiteit met twee aspecten. De identiteit zelf, de essentie, is als jouw oorspronkelijke zon die van nature stralend en ongefabriceerd is. De uitdrukking, je eigen uitdrukking die je niet herkent, neemt dan de vorm aan van waarnemer en waargenomene. Het waargenomene wordt als ‘buiten’ beschouwd, en de waarnemer als ‘hier’. Als binnenin de uitdrukking de essentie niet wordt herkend, neemt de uitdrukking de vorm aan van denken. (...)

Wat is het belang van kennen, van beseffen? Wanneer je de essentie herkent van de uitdrukking [van Bewustzijn] in de vorm van denken, komt de uitdrukking onmiddellijk tot ‘het dagen van Besef’.

(As It Is, Vol. I, p. 146-147)

(...)

Op het moment van het herkennen van onze natuur wordt de verwarring bevrijd. Voor boeddha’s geldt het woord verwarring niet, noch het woord bevrijding. Het woord verwarring betekent ‘chaotisch, op een vergissing berustend, misleid’. ‘Verwarring’ is niets anders dan de ‘uitdrukking van Bewustzijn’ die op een manier beweegt die op een vergissing berust. (...)

Er is ‘Bewustzijn’ (Rigpa) en de ‘uitdrukking (rtsal) van Bewustzijn’. Wat nodig is, is de ‘uitdrukking van Bewustzijn’ toe te staan bevrijd te worden. (...) Voor Bewustzijn zelf gelden woorden als bevrijding en verwarring niet. Het is de uitdrukking die tot conceptualiseren verviel. Zodra de uitdrukking van Bewustzijn zichzelf herkent, is het meteen ‘Besef dat daagt’. Dit Besef is een Kennen dat geheel verschilt van het gewone kennen of weten dat de uitkomst is van leren en overpeinzen. Dit Besef is de werkelijke prajña-paramita, het transcendente Kennen of Besef, dat wil zeggen ‘de uitdrukking van Bewustzijn, die zichzelf herkent’. Op dat moment vloeit de uitdrukking van Bewustzijn terug in Bewustzijn, en is er helemaal in opgelost. Zo is er alleen de staat van Bewustzijn (Rigpa), die identiek is met de staat van de oer-verlichting van alle boeddha’s, de staat waaruit nooit iets is weggedwaald van zichzelf.

Op het moment van Besef zie je dat Besef en Bewustzijn in wezen precies hetzelfde zijn. Weliswaar wordt de uitdrukking (oftewel Beleving) steeds weggetrokken, vanuit fascinatie, maar zodra er herkenning van zijn eigen natuur is, is er gewoon alleen maar Besef. En Besef heeft niets waarin het verschilt van Bewustzijn zelf, zodat er niet nog een ‘stap’ genomen moet worden, of een verwijderingspoging. Herkennen is genoeg – al begint van daar uit dat wat nog training kan worden genoemd, het leren uithouden hiervan.

Een bekende en belangrijke uitspraak luidt: “Wanneer de uitdrukking beweegt als denken, is hij verward. Wanneer de uitdrukking daagt als Besef, is hij bevrijd.” Niet dat dit betekent dat in de staat van de essentie, dat wil zeggen Bewustzijn (Rigpa), ooit enig verschil optreedt. De staat van Rigpa, Boeddha-natuur zelf, is nooit verward en nooit bevrijd. De verwarring en bevrijding kunnen alleen maar plaatsvinden in de uitdrukking (rtsal) van Rigpa.

De staat van oer-verlichting, de oorspronkelijke verlichting, is de essentie zelf, waar verwarring noch bevrijding is. De staat van gewone stervelingen is een constant geabsorbeerd-zijn door verward denken. Het is de uitdrukking, het denken, dat opnieuw bevrijd kan worden. Terwijl de essentie nooit enig moment verschillend was van de essentie van enige andere boeddha. Dat is het belangrijke punt: herken je eigen essentie.

(As It Is, Vol. I, p. 201-202)

Deze tekst sluit helemaal aan bij de Dzogchen-tekst die eerder is vertaald, die van Tulku Urgyens zoon Tsoknyi, ‘Tsoknyi Rinpoche over het drietal kwaliteiten van Dzogchen’, en bij mijn tekst ‘Over de benadering van Dzogchen’. Daarin gaat het ook over het derde aspect, dat daar vooral ‘capaciteit’ (thugs rje; soms te beschouwen als een synoniem van rtsal, en soms komen beide termen als combinatie voor: ‘de rtsal van thugs rje: ‘de dynamische energie van de capaciteit’) wordt genoemd.

De eenheid van Leegte en Kennendheid heeft een door niets gehinderde en niets verhinderende (ma ’gags*) capaciteit (thugs rje). Als het door iets gehinderd werd, zouden we niet in staat zijn iets te kennen. Dan zou er een totale ‘blank’ zijn, een vacuum-staat. Als Kennendheid en Leegte geen eenheid zouden zijn, zou het eerste zich alleen maar tijdens denken afspelen en het tweede tijdens niet-denken. Conceptueel denken blokkeert, hindert, belemmert, begrenst (...). Toch is de ‘uitdrukking (rtsal) van Bewustzijn (Rigpa)’ onbelemmerd (ma ’gags), dat wil zeggen door niets gehinderd en niets verhinderend. Als het niet onbelemmerd zou zijn, zou Bewustzijn helemaal geen capaciteit of vermogen tot manifesteren hebben. Maar essentie heeft een vermogen tot manifesteren. De dharma-kaya en sambhoga-kaya manifesteren zich wel degelijk.

(As It Is, Vol. I, p. 192)

Onderin dezelfde pagina geeft Tulku Urgyen een prachtige definitie van sambhoga-kaya (het tweede aspect van onze natuur, oftewel Boeddha-natuur): ‘de grote vreugde, dat wil zeggen een overvloed van volmaakte kwaliteiten’. Hier zie je sambhoga-kaya als samenvallend met Beleving (terwijl het vaak, zoals hierboven opgemerkt, kan worden herkend als juist voorafgaand aan Beleving, namelijk als dat wat Beleving mogelijk maakt. Het is aan te raden de termen niet in elkaar te persen of op iets te plakken, de Tibetanen spreken zichzelf hier vaak tegen). ‘Beleving’ is immers nog steeds ‘bestaande uit kwaliteiten’. In het Sanskriet heet dat shuddha sattva, de aanduiding voor het meest zuivere en gezuiverde van alles wat nog ‘kwaliteit’ (guna) genoemd kan worden.

Een klein citaat uit een ander boek (John Reynolds’ vertaling van een Padmasambhava-tekst, Self-Liberation Through Seeing with Naked Awareness, p. 26) is een tekstje dat hierop aansluit:

 

Vanwege de door niets gehinderde en niets verhinderende (ma ’gags) natuur van de geest is er een voortdurend verrijzen van verschijningen en verschijnselen. Vergelijkbaar met hoe de golven zijn ten opzichte van de watermassa van de oceaan, die geen twee verschillende dingen zijn, is alles wat verrijst al bevrijd in de natuurlijke staat van de geest.

Dit is werkelijk een zeer verduidelijkende tekst. Omdat de natuur van de geest niets verhindert en door niets gehinderd wordt, is er een volledige vrijheid van verschijnen! Verschijnselen dienen zich voortdurend aan, en hoewel het verschijnsel zelf  ‘illusie’ genoemd kan worden, is ‘het zich aandienen van verschijnselen’ op zich geen illusie. Het is gewoon ‘het derde aspect van onze ware natuur’. Het is een wonder! Vandaar dat vrijheid altijd op ons wacht. Niet als een genade ‘van buiten af’ – nee, als inherent aan onze ware natuur.

Onze ware natuur, inclusief de uitdrukking daarvan, ‘Beleving’, is constant vrij. Ja! Dit is de kern van de zaak. Helemaal niet dat het nog ‘doorzien’ moet, of ‘weggewerkt’, om het Absolute te kunnen zien. Nee. Heel gewoon: één van de drie (1 stong pa nyid, het lege; 2 gsal ba, het kennende, 3 ma ’gags, ‘het door niets gehinderde en niets verhinderende’), een ‘voortdurend verrijzen van verschijningen en verschijnselen’. Dat wil zeggen, Leegte en Kennen zijn weliswaar ‘essentie’ te noemen (zie As It Is, Vol. I, p. 190), maar het derde aspect is gewoon onlosmakelijk ermee verbonden, want ‘unobstructed’, dat wil zeggen ‘door niets gehinderd en niets verhinderend’.

Dit is werkelijk het kernpunt van vrijheid, het kernpunt van alles: het feit dat het vermogen van Bewustzijn tot manifesteren (dat wil zeggen de Levenskracht en Beleving, maar ook de feitelijke onbelemmerdheid van ons denken, van al onze expressies) door niets gehinderd wordt en niets verhindert.

Bewustzijn verhindert geen enkele verschijning, geen enkele expressie, want het is al in harmonie ermee, al in niet-verhindering ervan.

 

Vandaar dat ik Dzogchen (en overigens ook het hindoeïstische Kashmir Shivaïsme) als een soort antwoord beschouw op bepaalde beperkingen binnen de Advaita Vedanta (zie ook Non-dualisme, bijvoorbeeld p. 130, 142, 145, 207-208). Levenskracht is niet een ‘lager’ iets, een lager niveau, maar bevindt zich op de plaats van de allerdiepste, allerhoogste identiteit met Bewustzijn. Beide, ‘samen’, zijn Dat. Levenskracht zelf is in het geheel niet ‘illusoir’.

‘Levenskracht’, ‘Uitdrukking’, ‘Beleving’, ‘Capaciteit’, ‘Shakti’, enzovoort, IS het Allerhoogste – zij het dat alleen het tonende, belevende, kennende element erin altijd vrij is (dat dus Allerhoogste blijft). Het andere is in een oogwenk bedrog. Al het tijdelijke is ‘bedrog’, omdat het vlak erna er opeens niet meer is. Je wordt dan als het ware gefopt.

Levenskracht-op-zich fopt nooit.

Die is roerloos, volslagen bereid via zijn Kracht of Uitdrukking te schenken.

Het is altijd een gelijkwaardig drietal: de onlosmakelijk verbonden Kracht van Bewustzijn en Leegte.

En dit kun je ook benoemen als een gelijkwaardig tweetal: Essentie met zijn onlosmakelijk ermee verbonden Uitdrukking.

 

 

*Deze term ma ’gags is identiek aan ’gags med, dat in het eerder aangereikte tekstje werd gebruikt. Ma en med zijn beide ‘niet’.